Reisverhaal «Yangon - te voet, te doen»
Myanmar 2012
|
Myanmar
|
0 Reacties
01 September 2012
-
Laatste Aanpassing 18 November 2014
En
de hoofdstad van Myanmar is…. Rangoon? Yangon? Je twijfelt tussen de twee namen
van eenzelfde stad en tot 2005 had je mijn quizvraag correct beantwoord. Maar
dat is buiten de waard gerekend. De militaire junta verplaatste de hoofdstad
naar het onbekende en onbeminde Naypyidaw. De regering heeft al heel wat
naamsveranderingen van het land en de steden op zijn conto. De kans dat in een
quiz de vraag nog steeds beantwoord wordt met Rangoon of Yangon is reëel. De
Europese Unie en de Verenigde Staten beschouwen de stad waar je het land
binnenkomt via Yangon International Airport nog steeds als hoofdstad. Niet uit
onwetendheid, wel uit principe. Ook voor de doorsnee toerist voelt Yangon met
zijn vele bezienswaardigheden, druk verkeer en smeltkroes van culturen aan als
de hoofdstad van het land. Het is sowieso het logische begin- en eindpunt van
een rondreis door het land.
Als
je Yangon binnenrijdt, heb je niet meteen het gevoel dat je een grootstad
trotseert. Zeker als je al een tussenstop maakte in Bangkok. De invalswegen hebben
wel enigszins dezelfde look, maar de stijl is eerder bescheiden en petieterig.
Op de geplaveide hoofdweg komen aardewegen uit die er deze tijd van het jaar
zompig bijliggen. Reclameborden voor luxegoederen zijn alomtegenwoordig, maar
de shoppingmall die we passeren is het kleine broertje van een doorsnee
Aziatisch winkelcentrum. De meeste mannen en vrouwen dragen de traditionele
longyi, een lange rok stevig om hun middel geknoopt. Alhoewel de jongere
generatie duidelijk op jeans aan het overschakelen is. Als we door een vuilere
buurt komen, hoop ik stiekem dat we hier snel voorbij rijden. Toch niet, het
busje zet zich aan de kant en wij arriveren aan ons verblijf Motherland Inn 2. Gelukkig
is het contrast met de straat groot eens we in het guesthouse zijn.
De
volgende ochtend starten we een eerste verkenning. De straten liggen nat. Dat
het regenseizoen is, valt niet te ontkennen. Vanaf de Lower Pazundaung Road
vertrekken we te voet. Het eerste wat opvalt zijn de oude bussen, de nog oudere
taxi’s en de moedige fietsers. Rondkijken mag, maar uitkijken moet. Niet alleen
voor de diepe plassen, maar vooral voor de grote gaten in de stoep. Riolen zijn
er niet. Het water zoekt zichzelf een weg door de stenen en werpt die
willekeurig voor onze voeten. Opletten voor de blote tenen! De winkeltjes langs
de kant van de straat met kleurrijke koopwaar zorgen voor een vrolijke noot in
het grijze straatbeeld. De mannen die op kleine plastic stoeltjes voor hun
winkel zitten, kijken verlegen maar geamuseerd toe. Heel veel toeristen zien ze
in dit deel van de stad niet. Of glimlachen ze vooral omdat we op een gekke
manier modder, putten en ongedierte proberen te ontwijken. Intussen brengen we voorzichtig
onze eerste mingalaba of goeiedag uit
en krijgen spontaan heel wat mingalaba’s terug.
Ons
eerste doel is de Botataung Paya. We hebben geen goede kaart op zak; het
plannetje in de Lonely Planet volstaat niet echt als je te voet op stap wilt
door de stad. We slaan dan ook de verkeerde straat in. In plaats van recht op
de pagode te lopen, wandelen we via achterafstraten tot aan Strand Road. Aan de
haven is de sfeer iets grimmiger, maar niet gevaarlijk. Toch vinden wij het
geen aanrader om hier ’s avonds te lopen. De sfeer van armoede schuilt achter
elke hoek en dat geeft een ongemakkelijk gevoel. Een jongetje van tien jaar
dreunt in zijn beste Engels zijn lesje op: “My name is Kya, what’s your name?
I’m ten years old.” Hij is fan van Chelsea, maar daarna overstelpt hij ons op
een klagerige toon met al het ongeluk van zijn jonge leven. Hij verkoopt
postkaarten, maar wij maken van ons hart een steen. We zijn nog maar juist
onderweg en vrezen een stormloop van bedelende kinderen. Ondanks de duurzame
reisadviezen om kinderen geen geld te geven, hebben we achteraf spijt. Hij was
de enige jongen die ons die dag aansprak.
Op
zondag is het een af en aan geloop van gelovigen in de tempel. We betalen de
gevraagde 3 USD toegang (met fototoestel). Waarschijnlijk dragen we zo onze
eerste dollars naar de regering. Het is constant wikken en wegen. Voor elke
dollar aan de regering kopen we een souvenir bij de plaatselijke bevolking.
Onze manier om onze morele schuld af te lossen. De Botataung Paya is één van
Yangons ‘big three’, maar is wel de minst bezochte van de drie. Net zoals in de
Sule Paya en de Shwedagon Paya zou hier ook een haarrelikwie van de Boeddha
aanwezig zijn. Waar of niet, de religieuze aantrekkingskracht op de gelovigen
is groot. De goudkleurige stoepa is hol en je komt als het ware terecht in een
doolhof met een schitterende gouden muurbekleding. Het is aanschuiven om een
glimp van de haarrelikwie op te vangen. De tempel bestaat uit veel
verschillende ruimtes. Iedereen vindt op het uitgebreide tempeldomein wel een
geschikt plaatsje om te offeren, te bidden of gewoon wat bij te praten. De
kleurrijke Boeddha’s en de kermisachtige attracties geven een pretparkeffect.
Dit is onze eerste tempel en dat pretparkgevoel zal nog een paar keer gedurende
de reis terug komen.
Na
het tempelbezoek wordt mijn nieuwsgierigheid getrokken door drie grote mooie,
iets minder kitscherige beelden. We wandelen - bijna tegenover de ingang van de Botataung
Paya - een poortje binnen en komen terecht op de binnenkoer van een monnikenverblijf.
Een monnik – verbazingwekkend met sigaret – wandelt juist naar buiten en oefent
zijn Engels met een standaardgesprekje. Verder is de sfeer aan de haven overdag
wel eens iets anders om mee te maken. Je ziet zoveel meer door op een bankje het
gewone doen en laten gade te slaan.
Langs
de oude koloniale huizen op Strand Road wandelen we verder. Een gepensioneerde
leraar Engels van de International School loopt een eindje mee in de juiste
richting voor de Sule Paya. Onze oriëntatie liet ons in dit strak
stratenpatroon even in de steek. We slaan de straat aan de Mahabandoola Garden in.
Een zeldzaam stukje groen in de stad. We lopen voorbij zonder het parkje waar
het Independence Monument staat, binnen te stappen. We stevenen immers recht op
ons doel af. Te midden van een drukke rotonde staat de Sule Paya. Rondom rond
zijn allerlei winkeltjes, een staaltje van de moderne Birmese wereld. Binnenin
kom je terecht in het traditioneel religieuze leven. Twee vrouwen wassen een
Boeddhabeeldje dat rond de centrale stoepa staat. In ruimtes aan de zijkant
zitten gelovigen een beetje te keuvelen met elkaar. De offerandes zijn talrijk
aanwezig. Je wandelt vanuit de drukte de rust binnen en vergeet dat je te
midden van een kruispunt loopt.
Op
de rotonde kruist de Sule Paya Road met de Mahabandoola Road. Wij slaan deze
laatste in en banen ons een weg verder over de met marktkraampjes bezaaide
stoepen. Letterlijk alles wordt hier verkocht; niets op de toeristen gericht en
daarom nog zo interessant. Ook oversteken is een kunst. Meter per meter, de
auto’s razen voor en achter je voorbij, met heel veel geduld of op een drafje
vlug naar de overkant. Het eenvoudigste is zo dicht mogelijk achter een local te lopen en in zijn voetsporen mee
de straat over te steken. Nog handiger zijn de voetgangersbruggen, ook omdat je
vanaf daar mooie streetview foto’s kan
maken. Een straatbeeld zonder brommertjes in Yangon, want die zijn naar het
schijnt verboden sinds een brommer de auto van een belangrijke regeringsleider
aanreed. Een nogal drastische oplossing. Sla zeker af en toe een zijstraatje
in. Elke straat lijkt zijn commerciële specialisatie te hebben, alle
papierwaren in één straat, auto-onderdelen in een andere…
In
de Bogyoke Aung San Market zien we de eerste toeristen. Nochtans zijn de
spullen die ze hier verkopen niet louter op toeristen gericht, maar daarvoor
moet je de markt vergenoeg binnendringen. Boven vind je een heuse
stoffenafdeling. Na een eerste blik zie je enkel chique juweliers met schitterend
geslepen jade, houten potjes en schotels in lakwerk, exclusieve Boeddhabeeldjes
in kostbaar sandelhout. Deze overdekte markt was vroeger ook de plaats waar je
als toerist het beste je spiksplinternieuwe dollars kon wisselen. Af en toe
word je dan ook een ‘you change dollar?’ toegefluisterd. Sinds de overheid de
koers uitbetaalt van de zwarte markt, is het veiliger om in de bank geld te
wisselen. Hopelijk een eerste stap in de goede richting voor de economie van
het land. Op onze laatste dag in Yangon komen we er terug voor een laatste
souvenirronde. Na drie weken reizen door het land merk je de duurdere prijzen
op. Bewaar je aankopen dus niet voor je laatste stop, koop onderweg bij kleine
winkeltjes en op marktjes de spulletjes die je graag mee naar huis neemt.
De
meeste mensen houden op dit punt hun verkenning van de stad te voet voor
bekeken. Wij werpen een blik op ons summiere kaartje en beslissen verder te
wandelen. We slaan de brede Shwedagon Pagoda Road in die naar nergens anders
kan leiden dan naar de topattractie van de stad. De hordes taxi’s die ons al
claxonnerend passeren, proberen ons op andere gedachten te brengen. Wij zetten
koppig voort. De stoep van deze brede avenue is netjes geplaveid met kleurrijke
bloemmotieven. Dat is een fel contrast met de andere voetpaden waar je ’s
avonds best een zaklamp bij hebt. Na een kwartier stappen vangen we een eerste
glimp op van de gigantische gouden stoepa. Zelfs onder de dreigende donkere
wolken schittert het goud nog. Blijkbaar kan je langs de noordelijke ingang
binnen en zo de regeringstaks vermijden. De eerste regendruppels doen ons de
eerste de beste ingang nemen en zo ontkomen we niet aan het steunen van het
regime. Mijn rokje komt tot op mijn knie, maar hier moet ik er toch nog een
longyi overtrekken. Dat een plotse stortbui mijn licht katoenen bloesje
helemaal doorschijnend maakt, hebben ze aan de ticketbalie niet voorzien. Licht
gegeneerd trek ik vlug mijn regenjas aan.
Een
rondje stoepa duurt al gauw meer dan een uur. Zeker als je telkens de zijtempels
inslaat. In elk gebouwtje ligt of zit niet alleen een Boeddha, ook monniken
zijn aanwezig, kinderen slaan op de gong, een groepje mannen zit in een ronde,
enkele dames doen een tukje, een groep vrouwen zingt eentonige liederen. De
verering is alomtegenwoordig. Je kijkt je ogen uit op al die kitsch. Ik doe
geen moeite om het plan te volgen, de geschiedenis van de stoepa en de volgorde
van de planetaire posten kan me gestolen worden. Alle Birmezen hopen hier eens
in hun leven naar deze meest heilige plaats van het land te komen. Ik kijk
gewoon rond en leg zoveel mogelijk indrukken op mijn netvlies (en op de
fotolens) vast.
We
zetten ons pad voort langs een drukke invalsweg. Gelukkig zijn we na een
kwartiertje al aan een andere groene oase in de stad, het Kandawgyi Lake.
Toeristen moeten een toegang van 2000 kyat betalen, wat in vergelijking met
andere plaatsen wel duur is. Toch is bij mooi weer een wandeling op de houten vlonderbrug
over het meer mooi meegenomen om even de drukke stad te ontsnappen. Je kan hier
gerust een plaatsje zoeken om te dineren, maar wij zetten voor donker onze
stappen terug richting downtown Yangon. Op Anawratha Road spotten wij Ingyin
New South India, een eetplaatsje dat ons gedurende onze dagen in Yangon meer
dan eens mocht ontvangen. De vegetarische curry is een veilige maar smakelijke
keuze, waaghalzen kunnen natuurlijk de Goat’s Brain of Oily Snake Head Curry
uitproberen.
Verder
afgelegen tempels zoals Chaukhtatgyi en Ngahtatgyi Paya bezoek je het best met
een taxi, maar je kan er gewoon ook voor kiezen om nog een dagje rond te
struinen door de straten, het dagelijkse leven te observeren. Want wees gerust,
grote liggende of zittende Boeddha’s kom je gedurende je verdere reis in het
land nog genoeg tegen. Een taxi brengt je ook tot aan het huis van Aung San Suu
Kyi. Je geraakt niet verder dan een grijze, massieve poort, maar als
symbolische daad kan het wel tellen. Yangon is naar Birmese normen met een
dikke vier miljoen inwoners een megastad. Het stratenpatroon misleidt je even,
maar je bent niet in New York. Van 56th Street tot 23rd, van Strand Road tot de
Shwedagon Paya, het is gewoonweg te voet goed te doen.
Verschenen in Wegwijzer, Myanmar, december 2012