Reisverhaal «Inle Lake: over een meer en zoveel meer»
Myanmar 2012
|
Myanmar
|
0 Reacties
10 September 2012
-
Laatste Aanpassing 18 November 2014
Het
Inlemeer is een van de grootste toeristische trekpleisters van Myanmar, onder
andere bekend om zijn kleurrijke markten, prachtige natuur en atletische
beenroeiers. Met zijn tweeëntwintig kilometer lang en soms tien kilometer breed
is het meer het op één na grootste van het land. In de groene heuvels rond het
meer liggen kleine dorpen waar voornamelijk Intha wonen. Een etnische groep die
hier al sinds de veertiende eeuw gevestigd is. Zowel het meer als de natuur hebben
een ontspannend effect op de bezoeker. Misschien slaag je er zelfs in om
tijdens je verblijf aan het Inle Lake geen enkele pagode te bezoeken.
Misschien, maar het is toch eerder onwaarschijnlijk.
Uitvalsbasis Nyaungshwe
Een
goede uitvalsbasis voor een bezoek aan het meer en zijn omgeving is het stadje
Nyaungshwe. Dankzij het kanaal dat een ideale toegangsweg vormt tot het meer.
Alhoewel stad een zwaar woord is voor een aantal straten, een centrale markt en
een handvol pagodes. Je kan er wel zalig logeren, lekker eten en gezellig
rondstruinen.
De
Mingalamarkt bezoek je het best in de ochtend, dan is hij het levendigst. Aan
de ingang staan tientallen bloemenkraampjes. De geuren en kleuren komen je
gratis tegemoet. Die zijn wel iets minder aangenaam als je tussen het bloederige,
rauwe vlees loopt. Later op de dag blijven vooral de kraampjes met souvenirs en
fruit over. In je hotel of guesthouse krijg je een schema waar de marktdagen op
staan. Het is een vijfdaags alternerend systeem. Als je graag de drijvende
markt van Ywama bezoekt, dan is het aangeraden om op voorhand het schema te
bekijken. Wij planden niets en stelden gewoon vast welke markt (dan is het geen
drijvende) er was op de dag dat we de boottocht deden. Zo belandden wij op het
marktje van Inthein. In Nyaungshwe zelf pikten we ook de marktdag mee. Dan groeit
de oppervlakte van de markt tot het drievoudige.
De
pagodes zelf zijn als bezoek geen doel op zich, die pik je het best mee op een
verkennende wandeling door het dorp. De oudste en belangrijkste is de Yadana
Man Aung Paya. De mooie, vergulde stoepa kan je goed vanaf de straat zien. De
getrapte vorm is uniek in Myanmar. Als je nieuwsgierigheid zo bevredigd is,
hoef je geen kijkje meer te nemen binnen de ommuring. Anders kan je voor 500 kyat
(camera fee inbegrepen) nog even
binnen gluren. Ook een offerande is in de toegang inbegrepen. Ik voel me wat
onwennig met het glinsterend ornament in mijn handen. Voor ons hoort zo een
stokje eerder thuis op een dame blanche. Ik plant het zoals het hoort in een
bloempot voor het eerste het beste Boeddhabeeld.
Scheuren over het meer
Een
chauffeur voor een boottocht vinden is niet moeilijk. Op elke hoek van de
straat vind je wel een kantoortje. En als je dat niet vindt, dan word je wel zelf
aangesproken op straat. In je guesthouse kan je altijd een aantal mensen zoeken
om de trip te delen. In een boot pas je perfect met zes reizigers. Hou je het
liever privé dan is dit nog steeds goed betaalbaar. Wij betalen 14000 kyat. De
tocht start vanaf Nyaung Shwe over het kanaal en na een half uur varen arriveren
we op het meer. Een eerste tevreden blik werpen we over het weidse meer, op de
houten paalwoningen aan de rand ervan en op de mistige achtergrond van groene
heuvels. Het is verrassend rustig op het meer, niet omdat we super vroeg zijn,
wel omdat we te laat vertrokken zijn om de ochtendlijke bedrijvigheid van de
vissers en de beenroeiers mee te maken.
Vandaag
is het markt in Inthein en daar houden we dan ook onze eerste stop. Soe Soe,
onze chauffeur, had er stevig de vaart ingezet. Hij vond ons vertrekuur sowieso
aan de late kant. Wij vonden half negen wel een behoorlijk compromis. Je moet
eerst een rij toeristenkraampjes trotseren vooraleer je op de authentieke markt
terecht komt. Wij vinden dat niet zo erg en kopen wat leuke spulletjes. De
verkoopster klopt met de kersvers ontvangen briefjes over al haar koopwaar. Lucky money. Ze gelooft dat de eerste
omzet van de dag haar geluk zal brengen. We maken dit nog twee keer mee en kunnen
om die reden ook goed afdingen op de prijs. Het is verontrustend. Een massa
toeristen was ons al voor en toch is dit voor deze dames nog maar de eerste
deal. Aan de meeste kraampjes tref je immers dezelfde juwelen en prulletjes.
Voor originaliteit en kwaliteit is dit alvast niet the place to be.
Het
hoofddoel van deze stop is niet de markt maar de verrukkelijke Shwe Inn Thein
Paya. Je wandelt eerst voorbij ruïnes van stoepa’s die er volkomen verwaarloosd
bij liggen. Op deze brokstukken hebben ze hun renovatiewoede nog niet los
gelaten. Dit geldt niet voor de duizend mini-stoepa’s aan de tempel bovenaan de
berg. Je kan er gerust een uur of langer tussen mooi opgeknapte, authentieke en
te perfect gerestaureerde spitsen dolen, van rode baksteen tot wit stucwerk of
hoe kan het ook anders, goudgeverfd. Ook het uitzicht is vanaf deze eerste
heuvel adembenemend. De belletjes bovenop de hti’s – de typische Birmese parapluvormige versiering bovenaan een
pagode – klingelen hevig in de wind. Als je ook de ruïnestoepa’s op de nabijliggende
heuvels wil bezoeken, tel je er zeker nog een uur bij. Doe dit eerder voor de vergezichten
dan voor de stoepa’s.
Hierna
gaat het qua highlights een beetje bergaf, ook al genieten we tenvolle van het
varen over het uitgestrekte meer of door de smallere grachten. Een paar
souvenirstops horen er ook bij, alhoewel je deze wel kan skippen als je het vriendelijk
vraagt. Silver Workshop en Silk Factory zijn schuilnamen voor kijk
vlug even rond en koop daarna zoveel mogelijk dure spullen. Dit zijn toeristenvallen,
tenzij je van plan bent om een duurder souvenir aan te schaffen. Vrouwen die
noodgedwongen voor het publiek zitten te weven, liefst met een enthousiaste
glimlach om de lippen, zijn voor ons geen attractie.
Aan
de Phaung Daw Oo Paya proberen twee dames ons een velletje bladgoud te verkopen
om op het Boeddhabeeld binnenin de tempel te kleven. We trappen er niet in,
want vrouwen worden niet toegelaten tot het heiligdom. De laatste maal dat we
halt houden op onze boottocht is een plaats waar heel veel toeristen samentroepen,
namelijk aan het Nga Hpe Kyaung, beter gekend als Jumping Cat Monastery. De
hoge houten meditatiehal huisvest een paar oude Boeddhabeelden. Slechts enkele
toeristen hebben daar oog voor. De anderen zitten met hun fototoestel of camera
in de aanslag om de springende katten op de lens vast te leggen. Katten die
springen door een hoepel zijn niet echt een hoogtepunt; hilarisch dat zijn ze wel.
We keren terug, niet langs nog meer pagodes of winkels, wel langs de drijvende
tuinen. In de groene struiken op de drijvende platforms ontwaren we vooral
tomaten. Een half uurtje later staan we, na een geslaagde dag en een laagje
zonnebrand (vergeet ook bij bewolkt weer niet te smeren – zeker ook je knieën),
terug aan wal in Nyaung Shwe.
Fietstocht voor
sportievelingen
Een
fiets kan je op veel plaatsen huren. Je zal er de Tour de France niet mee
rijden, toch volstaan ze voor een dagtocht langs het meer. Interpreteer dit
eerder als over heuvelachtige wegen met diep beneden ergens het meer. Ons doel
is het onderweg zijn op zich. Om toch een oriëntatiepunt te hebben, plannen we
onze trip langs de noordwestelijke kant van het meer naar de hot springs, op een achttal kilometer
van Nyaung Shwe.
We
hebben onze fiets een ganse dag ter beschikking voor amper 1000 kyat. Vooraleer
we richting hot springs rijden, trekken
we eerst richting Shwenyaung – de andere kant op. Op die weg, ongeveer twee
kilometer van Nyaung Shwe, ligt het Shwe Yaunghwe Kyaung. Het oude teakhouten klooster
is een lieveling voor fotografen en bijna iedereen kent wel het beeld van een
monnik in het ovale venster van een roodhouten klooster. In de oude wijdingshal
zitten op een prachtige houten vloer jonge novices te chanten. Slechts een
enkeling werpt een blik op de paar toeristen die hen staan aan te gapen. Dit
bezoek toont aan hoe je vaak misleid wordt door de perfecte foto in reisgidsen.
Het klooster ligt langs een drukke invalsweg en verkeert bijna in staat van
verval. De unieke ovalen vensters zijn er wel, maar voor onze foto zit het
licht niet goed en poseert er geen monnik toevallig in de opening.
Het
landschap is grasgroen, de rijstvelden blinken onder de ochtendzon. Dit plaatje
is wel perfect. We krijgen er tijdens onze fietstocht niet genoeg van. Elke
honderd meter stoppen we om “wauw” te zeggen. Het eerste stuk van onze route is
niet geasfalteerd en loopt langs smalle kanalen. Het leven is er rustig. Daarna
moeten we op een verharde weg linksaf slaan. In ons guesthouse legden ze de weg
rudimentair uit. De afstanden zijn wel iets ruimer dan men op het kleine
kaartje heeft getekend. Moeilijk is het niet. De weg of oriëntatiepunten
vragen, is wel vaak heikel. Amper iemand begrijpt een woord Engels, zelfs niet
als je naar de hot springs, toch wel
een bekende trekpleister, vraagt. We trappen dan maar op goed geluk stevig
door, bergop en bergaf tussen de akkers, de groene heuvels en zonnebloemvelden.
De
warmwaterbronnen in Kaung Daing liggen ingebed in een luxeresort, veel
natuurlijks zie je er niet meer aan. De publieke hotspring kost 5 dollar per
persoon, een privépoel kost je al gauw 8 dollar. Geen immense bedragen, zeker
als je het zicht op de prachtige omgeving meerekent. Toch hebben wij na een
fikse fietstocht van meer dan twee uur eerder nood aan verfrissing dan aan een
warm badje. We trappen dan maar verder. Aan een bordje Innoo Ancient Pagodas verlaten
we – puur uit nieuwsgierigheid - de verharde baan. De oude pagoda stelt niet
veel voor, heeft integendeel alweer een renovatie achter de rug. Een stel kinderen
loopt er wat te spelen. Er ligt een touw en voor we het weten zijn we met de meisjes
aan het touwtje springen. Op fonetische wijze proberen we het melodietje mee te
zingen. Een uur later en helemaal niet uitgerust zetten we onze tocht verder. Voor
we definitief terugkeren, klimmen we nog honderd trappen naar boven. Ben je al
aan het einde van je Latijn en je hoopt een spectaculaire pagode te zien, dan
zou ik beneden blijven. Voor het uitzicht is het wel de moeite om een laatste
fysieke inspanning te leveren. Als je wil, kan je in Khaung Daing je ter hoogte
van het Hupin Hotel laten overzetten naar Maing Thauk en langs de andere kant
van het meer terugfietsen. Wij keren gewoon op onze wielsporen terug. De
laatste anderhalve kilometer leg ik te voet af: lekke band!
Na
de reparatie van mijn fiets rijden we nog tot de Yan Aung Nan Aung Hsu Taung
Pyi Pagoda. De avond valt als een warme zonnegloed over de rijstvelden en over het
oude achtmeterhoge zittende Boeddhabeeld. Enkel de informatie uit de reisgids
verraadt dat dit beeld zevenhonderd jaar oud is. Het is zo fel gerestaureerd
dat het beeld er eerder gloednieuw uitziet.
Over groene heuvels en
door even groene dalen
De
heuvels lenen zich perfect voor een fikse, maar ontspannende wandeling. Nadat
we al op eigen houtje een wandeling maakten (en iets teveel verdwaalden), boeken
we een dagtocht bij Sunny Day Tour Services (op de Main Road, aan de Mingala
Market). We betalen 8000 kyat per persoon (vanaf twee personen). Onze tocht zal
eindigen in Maing Thauk aan de noordoostelijke kant van het meer. Vanaf dat
punt regelen ze een bootje terug. Een boottrip kost 6000 kyat, te verdelen
onder het aantal passagiers.
We
starten de tocht om half acht in de ochtend. Het eerste gedeelte geniet je
vooral van de natuur, de dorpen die je passeert en stop je ook in de Htut Aing
Cave of Buddha Cave. De grot ligt er redelijk verlaten bij op het moment dat
wij er passeren. Als je je zaklantaarn meebrengt, kan je een glimp opvangen van
de Boeddhatekeningen op de wanden. Ik herinner me vooral de geur van
vleermuizenuitwerpselen en was dan ook snel weer buiten.
In
het regenseizoen is de kans op een fikse bui groot, naarmate je stijgt wordt
het ook een stuk frisser. Het voordeel is dat de natuur levensvreugde ademt en
er dus intens groen bijligt. Het landschap verandert niet veel tijdens de
wandeltocht, maar toch kijk je je ogen uit. Onze gids Ross heeft over alle
planten wel een weetje te vertellen. Na de grot verandert de wandeling in een
pittige klim. Af en toe gaat het steil omhoog en hebben we moeite om het tempo
van Ross bij te houden. Gelukkig wacht hij tijdig op de achterkomers en last
hij ook enkele rustmomenten in. Daarbij houdt hij vakkundig het uur in de gaten
zodat we op tijd voor de lunch zijn.
In
een van de dorpjes krijgen we een heerlijke noedelsoep met crackers, mango en
koekjes geserveerd. Ook de groene thee smaakt. Een uur middagpauze en het vooruitzicht
op dalen in plaats van klimmen, krikt me volledig op. In de namiddag wandelen
we richting Maing Thauk, gaat het heerlijk bergaf en geniet ik nog meer van de
prachtige landschappen. We passeren dorpen, scholen, mannen die werken op het
veld – kortom, het dagdagelijkse leven rond het Inle Lake. Het meer lonkt
letterlijk voor de laatste keer. Vanaf Maing Thauk keren we over het meer terug
naar Nyaung Shwe. Ik geniet dan ook voor de laatste maal van de bedrijvigheid
op het water en van de opspattende druppels in mijn gezicht.
Voor
elk wat wils aan het Inle Lake. Ga je uitsluitend voor de natuur, dan kan je
gerust een paar dagen met activiteiten vullen. Men organiseert in de buurt
stevige meerdaagse trektochten. Ook de cultuurliefhebbers komen aan hun trekken.
In de omgeving zijn zeker nog een aantal uitstappen de moeite waard (Pindaya,
Kekku…). Excursies die iets duurder zijn (taxi, verplichte gids) en waar je
minstens een dag voor moet uittrekken. En voor wie alleen wil ontspannen, is
dit zeker ook de uitgelezen plek. Als je wil, kan je ook eens een kijkje gaan
nemen bij de Red Mountain Estate
Vineyards en Winery. Ondergetekende heeft wel geen glaasje wijn geproefd.
Verschenen in Wegwijzer, Myanmar, december 2012